Veen is een zeer goed groeimedium voor bijvoorbeeld potplanten. Maar bij gebruik komen onherroepelijk broeikasgassen vrij. Daarnaast is veen ook een uniek natuurproduct: veenmoerassen en vennen zijn zeer waardevolle ecosystemen en zorgen voor biodiversiteit. Daarom wordt binnen het project Circulaire Groeimedia onderzoek gedaan naar substraten die het veen (gedeeltelijk) kunnen vervangen, zoals kokos, biochar en houtvezel-/compostmengsels. De eerste resultaten zijn positief: planten reageren goed, maar de watergift is cruciaal.
Het onderzoeksproject Circulaire groeimedia wordt gefinancierd door de Topsector Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en duurt in totaal drie jaar. Partners zijn toeleveranciers en producenten van potgrond, kennisinstellingen (TNO en Business Unit Glastuinbouw en Bloembollen van Wageningen University & Research) en Greenport West-Holland. Doel is dat gedurende het project mengsels worden ontwikkeld die veen (gedeeltelijk) kunnen vervangen als basis voor potgrond.
De mengsels worden getest bij teeltbedrijven, zoals bij potplantenkwekerij Vreugdenhil Bulbs & Plants uit ’s Gravenzande. Dat bedrijf teelt potplanten als Zantedeschia, Cyclamen en Amaryllis op een oppervlakte van in totaal 13 hectare. Voor die teelten wordt nu vooral nog een potgrond bestaand uit witveen en kokos gebruikt, vertelt bedrijfsleider Jaap van der Meer van Vreugdenhil Bulbs & Plants. “Onze klanten – zoals grote retailers – vragen steeds meer om producten die geteeld zijn op ‘peat-free’ potgrond.”
Veen gedeeltelijk vervangen
Veenachtige potgrond heeft een aantal zeer goede eigenschappen voor de teelt van bijvoorbeeld potplanten. Zo houdt het vocht goed vast en bevat het weinig voedingsstoffen waardoor bemesten gemakkelijk is. Daardoor behouden potplanten op dit substraat langer hun kwaliteit, onder meer tijdens het handelsproces en bij de consument. Een alternatief substraat moet dus vergelijkbare eigenschappen hebben, vertelt Van der Meer.
Met de projectgroep werd een aantal alternatieven gekozen waarbij het veen gedeeltelijk was vervangen door houtvezels + compost of biochar + compost. Biochar is een houtskoolachtig materiaal dat achterblijft bij het vergassen van organische materialen. Biochar kan voedingselementen binden vertelt Arjan Zwinkels, manager product development bij BVB Substrates. “We hebben zes mengsels gemaakt, waarbij het veen voor 30 of 50% werd vervangen. De basisbemesting is ook aangepast naar aanleiding van de toevoegingen.”
Vochtopname cruciaal
Veen voor 100% vervangen is nu nog niet mogelijk, vertelt Zwinkels. Dat komt voor een deel door de beschikbaarheid: die is bij de alternatieven nog niet voldoende. Zwinkels: “Voor een deel is dat een kip-eiverhaal. Neem biochar: dat is nu nog relatief duur, waardoor er niet veel afnemers zijn, waardoor producenten het niet op grote schaal gaan produceren en de prijs kan dalen.”
Maar minstens zo belangrijk is: kan een teler uit de voeten met een potgrond die voor een lager percentage bestaat uit veen? Met name de vochtopname blijkt cruciaal, vertelt onderzoekster Barbara Eveleens van de Business Unit Glastuinbouw en Bloembollen van Wageningen University & Research . Zo teelt Vreugdenhil Bulbs & Plants de planten op een eb-vloedsysteem: de potgrond in de pot moet het water vanaf de teeltvloer naar boven kunnen ‘zuigen’. Tegelijk moet de bovenste centimeter nog enigszins droog blijven, anders wordt de bol te nat.
Uit het onderzoek bij Vreugdenhil Bulbs & Plants bleek dat substraten met 30% veenvervanging (met houtvezel of biochar) voor goede teeltresultaten zorgt. De Zantedeschia werden in die grond niet te groot en bleven compact. Van der Meer: “Het onderzoek was leerzaam voor ons: je leert veel over watergift. Daarom werkten we er graag aan mee: we hebben een kleine afdeling op onze kwekerij waar we dit soort proeven kunnen doen.”
De projectgroep bekijkt de komende tijd welke andere alternatieven zullen worden onderzocht. Zwinkels: “We werken in dit onderzoek samen met andere producenten van potgrond. Maar die zie ik in dit verband niet als concurrenten: we werken samen om het veengebruik in de sector te reduceren en nieuwe grondstoffen te ontwikkelen, om en zo de sector vooruit te helpen.”