We willen allemaal iets betekenen voor een ander, en ook voor de wereld. Een steentje bijdragen. Het verschil maken. Een voetafdruk achterlaten in het zand (vanzelfsprekend met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk). Dat geldt voor u, voor mij. En dat geldt ook voor het gehele tuinbouwcluster. We willen samen ‘iets’ betekenen voor de wereld.
Maar hoe dan, vraag ik mij soms wel eens af? Het antwoord lijkt duidelijk: we zorgen vanuit het Greenport-cluster voor Gezondheid & Geluk. Maar is dat het hele antwoord? Nee. Want we zorgen ook voor banen, versterking van het onderwijs en dus voor werkplezier. En we hebben een economische waarde voor de hele regio, breder dan het tuinbouwcluster. En daarmee ook invloed op de kwaliteit van leven in deze regio.
Ook op kleiner niveau (gemeente) hebben we economische impact: honderdduizenden gezinnen verdienen hun inkomen in en aan de tuinbouw. We betekenen niet alleen wat betreft materiële waarden, maar ook wat betreft gezondheid door onze verse producten, en ook de kwaliteit van de natuurlijke en sociale leefomgeving; denk bijvoorbeeld aan biodiversiteit.
We hebben dus impact. We maken het verschil op economisch, maatschappelijk en sociaal vlak. En waarschijnlijk op veel meer plekken. Maar doen we dat bewust, of is het een bij-oogst? Ofwel: is het cluster gericht op het maken van het verschil, of gaat het vooral om het verdienen van geld, en is al het andere mooi meegenomen?
Wat begon als een eenvoudige vraag – doen we ertoe – is dus redelijk complex. We komen dan op het vlak van woorden als betekenis, impact en purpose. Daarin ben ik eerlijk gezegd niet gespecialiseerd. Maar anderen gelukkig wel. Zo werd ik pas door mijn nichtje, gewezen op een blog van Kees Klomp, lector Betekeniseconomie bij Kenniscentrum Business Innovation aan de Hogeschool van Rotterdam en schrijver van de boeken Betekeniseconomie en Handboek Betekenisvol Ondernemen. Klomp ziet de betekeniseconomie als een ‘economische systeemverandering’. En die verandering moet volgens hem op drie vlakken plaatsvinden. Ik citeer: “Het vereist een ander verhaal: ecologisch. Alles begint met een meta-ander, verweven wereldbeeld; interzijn. Het vereist een andere manier van macro-allocatie: levenscentrisch. Economie moet niet langer gaan over goederen en geld, maar over leven. Hoe organiseren we het menselijke materiële huishouden zo, dat het in dienst van de natuurlijke ecosystemen werkt? En het vereist een andere micro-praktijk; gericht op impact.”
In mijn eigen woorden – op het gevaar af dat ik verkeerd interpreteer: als de glastuinbouw écht wil toetreden tot de betekeniseconomie, dan moeten we écht impact hebben, niet alleen gericht zijn op geld verdienen, of ‘purpose washing’ (variant op greenwashing) en werken aan ons interne en externe wereldbeeld. Dat zijn flinke opgaven. En dan is het de ‘Next Generation’ die mij hierop moet wijzen, die hiermee aan de slag is, die dit van belang vindt voor hun leefwereld, nu en voor de toekomst. Kees is hiermee al aan de slag met een steeds groter wordende groep studenten, in het THRIVE Institute. Nu de rest van de generaties nog.
Volgens mij zijn we de laatste jaren op alle drie de niveaus al actief in de Greenport, met ons allen. Maar we zijn er nog lang niet. Op alle niveaus moeten we nog veel uitvinden en loslaten. Waarom dat moet? Wederom Klomp: “De maatschappelijke kosten van het huidige economische systeem zijn groter dan de maatschappelijke opbrengsten.”
Ooit waren we in balans met onze omgeving; die tijd ligt achter ons. Het zou mooi zijn als we die balans weer kunnen herstellen. Dat vraagt tijd, inspanning, zweet en afzien. Klinkt als iets dat we vaker hebben gedaan in tijden van crisis. Zo’n crisis is ook een kans. Dus mouwen opstropen en zoeken naar kansen en die samen oplossen. Punt is alleen wel dat het niet 5 voor 12 is, maar misschien wel al 5 over twaalf. Dus we kunnen niet alles op tijd perfect doen, maar als we niets doen dan weten we één ding zeker: dan zijn we echt te laat. Volgens Klomp vereist het “kennis, kunde en houding. Hoofd, hart en handen. Het vereist organisatie, communicatie en activatie. Het vereist filosofie, psychologie, sociologie, antropologie, politicologie, biologie, ecologie en economie.”
Geen lichte kost, maar het ligt binnen handbereik in onze regio en anders daarbuiten. De jongeren zijn er al mee aan de slag. De Y-generatie en Z-generatie waar ik graag naar luister, zoals mijn nichtje, die mij wijst op de Betekenis economie. “Dat is iets dat ook van belang is voor het tuinbouwcluster…“.
Sommige lezers ben ik misschien de laatste alinea’s kwijtgeraakt. Voor iedereen die nu nog leest de vraag: hoe gaan we er samen voor zorgen dat we nóg meer betekenis hebben voor de wereld om ons heen, in de wetenschap dat er geen simpele antwoorden zijn? Dus met alle generaties samen voor ons gezamenlijke toekomst, betekenis geven aan betekenis.
Wie hier meer over wil weten raad ik aan om het Greenport-Jaarevent op 9 juni te bezoeken, waar Kees Klomp helder over de betekeniseconomie en de kansen voor het tuinbouwcluster komt vertellen en we in gesprek gaan met de Next Generation.
We willen allemaal iets betekenen voor een ander, en ook voor de wereld. Een steentje bijdragen. Het verschil maken. Een voetafdruk achterlaten in het zand (vanzelfsprekend met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk). Dat geldt voor u, voor mij. En dat geldt ook voor het gehele tuinbouwcluster. We willen samen ‘iets’ betekenen voor de wereld.
Maar hoe dan, vraag ik mij soms wel eens af? Het antwoord lijkt duidelijk: we zorgen vanuit het Greenport-cluster voor Gezondheid & Geluk. Maar is dat het hele antwoord? Nee. Want we zorgen ook voor banen, versterking van het onderwijs en dus voor werkplezier. En we hebben een economische waarde voor de hele regio, breder dan het tuinbouwcluster. En daarmee ook invloed op de kwaliteit van leven in deze regio.
Ook op kleiner niveau (gemeente) hebben we economische impact: honderdduizenden gezinnen verdienen hun inkomen in en aan de tuinbouw. We betekenen niet alleen wat betreft materiële waarden, maar ook wat betreft gezondheid door onze verse producten, en ook de kwaliteit van de natuurlijke en sociale leefomgeving; denk bijvoorbeeld aan biodiversiteit.
We hebben dus impact. We maken het verschil op economisch, maatschappelijk en sociaal vlak. En waarschijnlijk op veel meer plekken. Maar doen we dat bewust, of is het een bij-oogst? Ofwel: is het cluster gericht op het maken van het verschil, of gaat het vooral om het verdienen van geld, en is al het andere mooi meegenomen?
Wat begon als een eenvoudige vraag – doen we ertoe – is dus redelijk complex. We komen dan op het vlak van woorden als betekenis, impact en purpose. Daarin ben ik eerlijk gezegd niet gespecialiseerd. Maar anderen gelukkig wel. Zo werd ik pas door mijn nichtje, gewezen op een blog van Kees Klomp, lector Betekeniseconomie bij Kenniscentrum Business Innovation aan de Hogeschool van Rotterdam en schrijver van de boeken Betekeniseconomie en Handboek Betekenisvol Ondernemen. Klomp ziet de betekeniseconomie als een ‘economische systeemverandering’. En die verandering moet volgens hem op drie vlakken plaatsvinden. Ik citeer: “Het vereist een ander verhaal: ecologisch. Alles begint met een meta-ander, verweven wereldbeeld; interzijn. Het vereist een andere manier van macro-allocatie: levenscentrisch. Economie moet niet langer gaan over goederen en geld, maar over leven. Hoe organiseren we het menselijke materiële huishouden zo, dat het in dienst van de natuurlijke ecosystemen werkt? En het vereist een andere micro-praktijk; gericht op impact.”
In mijn eigen woorden – op het gevaar af dat ik verkeerd interpreteer: als de glastuinbouw écht wil toetreden tot de betekeniseconomie, dan moeten we écht impact hebben, niet alleen gericht zijn op geld verdienen, of ‘purpose washing’ (variant op greenwashing) en werken aan ons interne en externe wereldbeeld. Dat zijn flinke opgaven. En dan is het de ‘Next Generation’ die mij hierop moet wijzen, die hiermee aan de slag is, die dit van belang vindt voor hun leefwereld, nu en voor de toekomst. Kees is hiermee al aan de slag met een steeds groter wordende groep studenten, in het THRIVE Institute. Nu de rest van de generaties nog.
Volgens mij zijn we de laatste jaren op alle drie de niveaus al actief in de Greenport, met ons allen. Maar we zijn er nog lang niet. Op alle niveaus moeten we nog veel uitvinden en loslaten. Waarom dat moet? Wederom Klomp: “De maatschappelijke kosten van het huidige economische systeem zijn groter dan de maatschappelijke opbrengsten.”
Ooit waren we in balans met onze omgeving; die tijd ligt achter ons. Het zou mooi zijn als we die balans weer kunnen herstellen. Dat vraagt tijd, inspanning, zweet en afzien. Klinkt als iets dat we vaker hebben gedaan in tijden van crisis. Zo’n crisis is ook een kans. Dus mouwen opstropen en zoeken naar kansen en die samen oplossen. Punt is alleen wel dat het niet 5 voor 12 is, maar misschien wel al 5 over twaalf. Dus we kunnen niet alles op tijd perfect doen, maar als we niets doen dan weten we één ding zeker: dan zijn we echt te laat. Volgens Klomp vereist het “kennis, kunde en houding. Hoofd, hart en handen. Het vereist organisatie, communicatie en activatie. Het vereist filosofie, psychologie, sociologie, antropologie, politicologie, biologie, ecologie en economie.”
Geen lichte kost, maar het ligt binnen handbereik in onze regio en anders daarbuiten. De jongeren zijn er al mee aan de slag. De Y-generatie en Z-generatie waar ik graag naar luister, zoals mijn nichtje, die mij wijst op de Betekenis economie. “Dat is iets dat ook van belang is voor het tuinbouwcluster…“.
Sommige lezers ben ik misschien de laatste alinea’s kwijtgeraakt. Voor iedereen die nu nog leest de vraag: hoe gaan we er samen voor zorgen dat we nóg meer betekenis hebben voor de wereld om ons heen, in de wetenschap dat er geen simpele antwoorden zijn? Dus met alle generaties samen voor ons gezamenlijke toekomst, betekenis geven aan betekenis.
Wie hier meer over wil weten raad ik aan om het Greenport-Jaarevent op 9 juni te bezoeken, waar Kees Klomp helder over de betekeniseconomie en de kansen voor het tuinbouwcluster komt vertellen en we in gesprek gaan met de Next Generation.