Greenport Horti Campus

door: Etwin Grootscholten

Al vanaf 2008 hebben veel glastuinbouwbedrijven het niet gemakkelijk. Banken- en vastgoedcrises zijn daar de belangrijkste oorzaken van. Met name de bedrijven die in de jaren 2004 – 2007 flink hebben geïnvesteerd in hun complex en bedrijfsvoering, zijn daar stevig de dupe van. Nu zit bij de bank alles op slot, en vraagt de retail om steeds hoogwaardiger en duurzamer te produceren tegen lagere prijzen. Tel uit je winst. En wat kun je dan, móet je dan, nog doen om het hoofd boven water te houden? Het antwoord is even simpel als complex: je moet moderniseren.

Binnen de topsector ‘Tuinbouw en Uitgangsmaterialen’ wordt de oplossing voor de glastuinbouw gezocht in het begrip ‘modernisering’. Als de glastuinbouw maar moderniseert, dan lukt het vast om een speler van wereldformaat te blijven. Alleen: wat is modernisering eigenlijk? Het begrip wordt heel vaak verkeerd en te beperkt uitgelegd. Dit artikel plaatst modernisering in het juiste perspectief.

Voorgeschiedenis

In 2010 is er een groep mensen bij elkaar gekomen die zich ernstig zorgen maakte over de voortgang van de glastuinbouw in Nederland. Mensen uit het bedrijfsleven, beleidsmakers bij overheden en kennisinstellingen vonden dat er echt iets moest gebeuren om de sector een goede toekomst te bieden. Maandelijks gingen ze met elkaar om de tafel onder de naam Initiatiefgroep Duurzame Modernisering Teeltareaal. Het was een zelfsturend team van vrijdenkers. Met nauwelijks geld maar met veel enthousiasme stortten zij zich op de vraagstukken waar de glastuinbouwketen mee kampte. Uitgangspunt: er moest veel meer verdiend gaan worden in de glastuinbouw. En dat kon in hun optiek alleen maar als de sector stevig zou moderniseren. Onder modernisering verstonden zij:

Het creëren van meer toegevoegde waarde per vierkante meter teeltareaal.

In die definitie zit het begrip ‘teeltareaal’. Dat zou impliceren, dat het vooral gaat om ruimtelijke aspecten van de tuinbouw. Hectares beter inrichten, opschalen, kavels mooi maken. Kortom eigenlijk alles wat we al kenden: herstructureren. Maar bij modernisering is herstructurering slechts een beperkt deel van het verhaal. Het is breder dan dat. Het gaat ook om hoe je herstructureert. En herstructurering is in het kader van modernisering zelfs niet noodzakelijk.

Fases in modernisering: onderzoek, ontwikkeling, uitvoering

De initiatiefgroep is samen met ondernemers een intensief moderniseringstraject ingegaan. Ten eerste hebben kennisinstellingen, met name LEI/Wageningen University , onderzoek gedaan naar het bestaande instrumentarium voor de glastuinbouw: wet- en regelgeving, financiering en subsidies, kennis: wat werkte er wel, en wat niet? Dit onderzoek, verschenen onder de titel Elkaar een toekomst gunnen, was de basis voor een vervolgfase: het maken van een gereedschapskist met bestaand en nieuw instrumentarium, waar de sector haar voordeel mee kan doen. Er zijn ruim vijfendertig instrumenten benoemd, waarvan een groot aantal een nieuwe ontwikkeling betreft. Deze gereedschapskist is te vinden op www.modernetuinbouw.nl[1], die door de initiatiefgroep in het leven is geroepen. In een derde fase, die nu loopt, wordt er in pilots gewerkt met de instrumentenkoffer. Dit gebeurt onder andere in het tuinbouwgebied Huissen-Angeren, het Altongebied in Heerhugowaard en de (her)ontwikkeling van de Oranjepolder in het Westland.

De initiatiefgroep rapporteert aan Greenport Holland over haar bevindingen en activiteiten, en heeft dus ook een website in het leven geroepen. Dit blijkt niet voldoende om de sector echt in zijn vezels te bereiken. Er lijkt echt meer te moeten worden ingezet op maatwerk voor samenwerkende tuinders, en er lijkt meer gericht te moeten worden gecommuniceerd met de ondernemers voor wie de modernisering echt een kans biedt.

Zeven beelden bij modernisering

Het creëren van meer toegevoegde waarde per vierkante meter. Hoe doe je dat? Hoe ga je simpelweg meer verdienen met het product dat je teelt? Daar zijn een aantal beelden bij de te geven. Een oneindig aantal wellicht. Ik schets er hier zeven.

  1. Meer geld vragen.

Meer geld vragen aan groothandel en retail. Dat is nog niet zo gemakkelijk. Want dan moet er in het collectief worden afgesproken niet meer onder een bepaalde prijs te leveren. Of je moet een dusdanig kwalitatief hoogwaardige constante productie hebben of veinzen, dat die hogere prijs rechtvaardigt. Van het jezelf als tuinder onderscheiden in het schap van de supermarkt is nog nauwelijks sprake. In de meeste gevallen merk je nog, dat de tuinbouw-productieondernemer ook niet de positie in de keten heeft om dat te doen. Het vraagt dus ook om een goede marketingstrategie, en daaruit voortvloeiend, heel, heel veel marketing.

 

  1. Meer van je vierkante meter afhalen

De tuinbouw is een heel innovatieve sector. Het is door de jaren heen mogelijk om steeds meer op de vierkante meter te produceren. Daardoor kun je meer verkopen, maar de grote vanzelfsprekende schaduwkant is natuurlijk, dat stijging van volumes de prijs drukt. Voor modernisering lijkt dit dus niet de uitgelezen strategie. Tenzij je een producent bent van een product met hoge marges, en daarmee ‘one of the happy few’. Toch zijn volumeverbeteringen altijd tijdig. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of het snoeptomaatje nog een niche is met hoge toegevoegde waarde, en of de prijs ervan gegeven het volume nu niet gaat dalen. Hoogstwaarschijnlijk wel.

 

  1. Telen van nicheproducten

Noemde ik net het woordje ‘niche’? Op nicheproducten, bijvoorbeeld de duurzame suikervervanger stevia, zit doorgaans veel meer marge dan een komkommer of minigerbera. Een overstap naar dergelijke producten vraagt echter om stevige investeringen. Zo het al mogelijk is, moet de kas worden aangepast, zijn de technieken anders, is er scholing van personeel nodig, en is er vaak sprake van totaal andere volumes. Een dergelijke overstap is met beperkte investeringsruimte moeizaam, en je zult dus echt een goed plan moeten hebben, een meewerkende bank en een uitgekiend gecalculeerd risico.

 

  1. Andere afzet

Er zijn genoeg voorbeelden van het creëren van nieuwe afzet. Dit kan bijvoorbeeld in andere geografische gebieden, maar dat vergt een goed oog voor de (internationale) markt, en nogal wat aanpassingen in de logistiek.
Een andere afzetmogelijkheid zit hem in een ander type klant. Dat is de zogenaamde cross-over. Ook daar zijn voorbeelden van: inhoudsstoffen van vruchtgroenten, bloemen en planten voor de cosmetische of farmaceutische industrie (zie ook: 5. Biobased). In Emmen is men bijvoorbeeld digitalisteelt gestart voor de farmaceutische industrie in Duitsland. De ervaring leert dat een dergelijke transitie vijf tot tien jaar duurt. En die tijd is niet veel tuinbouw-productieondernemers op voorhand gegeven. Er moet immers ook deze maand brood op de plank. Maar als het gaat om creatie van meer toegevoegde waard met bestaand product, is deze ontwikkeling wel een grote kans voor de toekomst, zo stelt ook het Kenniscentrum Plantenstoffen in Leiden, die een hele bibliotheek aan inhoudsstoffen opbouwen.

 

  1. Biobased – de circulaire economie

Niet nieuw, biobased, maar het staat nog steeds in de kinderschoenen. Biobased wordt veel gezien als de circulaire economie, waarbij ook restmateriaal te gelde wordt gemaakt. Wat vroeger (rest)afval was, is in de nieuwe economie een product. Plantenresten worden tegenwoordig verwerkt tot veevoer, biomassa of bouwmateriaal. Een goed voorbeeld van de laatste is het project Nova Lignum dat vanuit aubergineteler Greenbrothers in Zevenbergen is gestart: brandveilige afwerkplaten uit de auberginekas! En ook hier gaan natuurlijk de kosten voor de baat uit: de ontwikkeling vraagt tijd in onderzoek en in nieuw ondernemerschap. Je hebt immers een ander netwerk van klanten voor ogen met een product dat oneigen leek aan de tuinbouw.

 

Biobased begeeft zich echter meer en meer naar teelt van nicheproducten met een andere afzet (zie 3 en 4). Cross-overs met farmacie, cosmetica en voedingsmiddelenindustrie worden gezien als de grote kans voor de tuinbouwsector van de komende generatie. Restmateriaal biedt ook veel kansen, in ieder geval voor veel individuele ondernemers, maar biomassa zal op de lange termijn wellicht minder de toekomst bepalen voor de sector als geheel.

 

  1. Energietransitie

De energietransitie lijkt in hoge mate gestalte te krijgen binnen de topsector Tuinbouw- en uitgansmaterialen. Geothermie, of eenvoudiger gezegd aardwarmte, is juist binnen de glastuinbouw in Westland-Oostland meerdere malen per dag onderwerp van gesprek; er zijn al de nodige putboringen en deals over warmtelevering. Door te investeren in duurzame energie ontstaat er niet alleen een licence to produce (alles moet tegenwoordig duurzaam), maar zijn er ook volop kansen om te gaan ondernemen op de energiemarkt. Het maakt je zelfvoorzienend, en je bespaart op termijn dus ook kosten. Stabiele levering is ook gegarandeerd. De duurzame energiehuishouding wordt op dit moment toch wel gezien als een van de grootste kritische succesfactoren voor modernisering.

 

Natuurlijk moet je als tuinbouw-productieondernemer wel goed nadenken over hoe je je CO2-voorziening regelt. De markt voor duurzame energie maakt nu echter zo’n vlucht, dat de tijd echt wel rijp is om te stappen in dit bootje, en je ‘energiemix’ te verduurzamen. Dus gaat niet alleen je imago erop vooruit, maar wordt ook je portemonnee wat dikker.

  1. Vraaggericht produceren zonder vastgoed

Eigenlijk is dit een combinatie van het eerste beeld en het derde beeld in dit overzichtje. Met een bijzondere positie voor het vastgoed. Het is een moderne vorm van ondernemerschap. Ik ken het voorbeeld van een leerkracht die de school zat was. Hij wilde gaan telen. Hij is naar een aantal groothandels gegaan met de vraag waar zij grote behoefte aan hadden. In de onderhandeling is er een meerjarig contract afgesproken voor de teelt van frambozen. Hij doet dat in een gehuurde kas met een gehuurd bedrijfspand. De marge op zijn product is goed. Door huur bespaart hij lasten, die bestaande telers met eigen grond en opstallen helaas wel hebben. Na de crises in 2008 is dat eigendom bepaald niet meer de pensioenvoorziening die ervan werd verwacht. De idee dat steeds meer ondernemerschap in de tuinbouw zonder het bezit van grond en opstal plaats gaat vinden, wordt momenteel steeds interessanter.

 

De zeven bovengenoemde opties voor modernisering van de tuinbouw zijn niet uitputtend, noch wereldschokkend. Ze zijn echter wel het begin van een trend, die zich komende jaren zal ontwikkelen: een trend die veel denkkracht en creativiteit van de productieondernemer in de tuinbouw vraagt. Het zijn een zevental beelden waarvoor maatwerk nodig is, zoals iedere vorm van modernisering. Er is geen blauwdruk. Er zijn ook gedachten, dat je net zo goed kunt telen in het buitenland, of elders op goedkopere grond, maar dan wel de innovatie, de handel en de logistiek vanuit het huidige Nederlandse glastuinbouwcomplex te laten plaatsvinden. Ook het vormen van nieuwe coöperaties met een diversiteit aan versproducten is een gedachte die goed past bij de modernisering. We zijn daar alleen nog niet zo heel goed in.

 

Modernisering is geen herstructurering maar ondernemerschap

Modernisering vraag veel van het ondernemerschap. Dat is duidelijk. En er moet eigenlijk tijd worden gekocht om mee te gaan in de ontwikkeling naar een gezonde tuinbouw in de toekomst. Dat is veel meer dan alleen maar old-school herstructureren. Sterker nog, herstructurering is niet altijd nodig. Voor modernisering zijn er, gegeven de beelden die ik hiervoor gaf, twee zaken echt belangrijk: toekomstgericht ondernemerschap en samenwerking. De tuinbouw van de toekomst, met een goed gevulde bankrekening, creëer je niet alleen.

 

Daar heb je anderen in de regio bij nodig: overheden, kennisinstellingen, banken, ketenpartners. Dat is complex, want niet iedereen spreekt elkaars taal. Maar als je het lef hebt om het avontuur naar een moderne tuinbouwtoekomst met overtuiging aan te gaan, dan staan partijen in de rij om met je mee te denken. Om praktisch te helpen. Er bestaat niet voor niets een Greenport Aalsmeer, een Greenport West-Holland: glastuinbouw-samenwerkingsverbanden die voor ieders belang de modernisering stimuleert. Regionale samenwerking is de sleutel tot het succes van tuinbouwgebieden. Niet alleen omdat het kan, nee, vooral omdat het móet. Voor het nodige vruchtvlees op de botten, voor een sierlijk en gezond perspectief.

 

Etwin Grootscholten (1969) is geboren in Naaldwijk als telg in een tuindersfamilie. Hij studeerde taal-en literatuurwetenschap aan de Katholieke Universiteit Brabant (inmiddels Tilburg University), en Organisatie & Management aan de Open Universiteit. Daarnaast is hij ook opgeleid als mediator. Etwin maakt deel uit van het kernteam Greenport West-Holland, en is beleidsadviseur economie bij de provincie Zuid-Holland. Vanuit die rol heeft hij dit artikel geschreven.

[1] Hierop is overigens nog veel meer te vinden als het gaat om modernisering van de glastuinbouw.



Pin It on Pinterest